Rechtszaak : parkeren met GS binnen bebouwde kom

Arrest Hoge Raad: Uitspraak strafoplegging parkeren gevaarlijke stoffen wordt niet vernietigd

De Strafkamer van de Hoge Raad heeft onlangs arrest gewezen in cassatie die handelde over het parkeren van een voertuig met resten van gevaarlijke stoffen.

De onderliggende zaak handelde over een chauffeur die in 2017 een tankwagen met resten UN1230 Methanol binnen de bebouwde kom van Rotterdam parkeerde en daarmee opzettelijk artikel 5 in samenhang met artikel 19 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen overtrad. Voor deze overtreding werd door de politierechter in 2018 een eerdere strafbeschikking omgezet in een veroordeling met geldboete van 500 euro op basis van de Wet economische delicten. Het gerechtshof oordeelde in 2019 dat voor de transporteenheid een meer geschikte parkeerplaats beschikbaar was dan de gekozen locatie binnen de bebouwde kom op een industrieterrein nabij een woning. Twee parkeerplaatsen speciaal voor ADR-transporteenheden, te weten een op 8 kilometer en een op zelfs 32 kilometer van de gekozen locatie, waren naar het oordeel van de rechter geschikt om de vrachtwagencombinatie te parkeren. Van enige noodzaak tot onderbreking van de rit wegens de rij- en rusttijden van de chauffeur werd geen bewijs overlegd. Het hof verwierp daarom het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank. Nu heeft de Hoge Raad dus beslist dat de overlegde bezwaren geen reden geven om de uitspraak van het hof te vernietigen. De in eerste aanleg opgelegde geldboete van 500 euro blijft van kracht, te vervangen door 4 dagen hechtenis bij niet betalen.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:PHR:2021:458

 

Dat de hiervoor beschreven toelichting niet altijd geheel hoeft te worden gevolgd voor het rijden en parkeren binnen de bebouwde kom, blijkt uit een toelichting die we verkregen via de CTGG. Jaren eerder speelde in Capelle aan den IJssel een enigszins gelijke strafzaak. De rechtbank verwees daarbij naar de parkeerregeling van ADR 8.4. Zij was van mening dat alternatieve parkeerplaatsen (typen ‘a’ en ‘b’ vermeld onder 8.4) in dit geval slechts bereikbaar waren met een onevenredige toename van risico door een lange rit over provinciale wegen en via andere bebouwde kommen. Het gebruik maken van een parkeerplaats op een afgelegen industrieterrein en ruim afgescheiden van de openbare weg (type ‘c’) werd daarbij wel acceptabel geacht en daarmee ook het rijden door de bebouwde kom met het doel daar te parkeren.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:PHR:2009:BG5975